Wij gebruiken voor leerlingen met een bovengemiddelde intelligentie de term ‘meerbegaafden’. Daarmee doelen we op de leerlingen met een IQ vanaf 115. Bewust kiezen we niet voor de term ‘hoogbegaafden’, omdat wetenschappelijke definities van hoogbegaafdheid een IQ van 132 als ondergrens hanteren.
Ons gaat het echter niet in de eerste plaats om het IQ. Meerbegaafdheid wordt ook niet alleen bepaald door het IQ. Het meest gebruikte model om aan te geven waarover het bij meerbegaafdheid gaat, is het triadisch interdependentiemodel van de Amerikaanse onderzoeker Renzulli, uitgebreid met de driehoek van professor Mönks. Dit model geeft een beeld van de kenmerken van een persoon en de invloeden van de omgeving op een persoon. Als de drie kenmerken motivatie, intelligentie en creativiteit in hoge mate aanwezig zijn en de omgeving ruimte biedt tot ontplooiing, kan de meerbegaafde optimaal functioneren.
Uit onderzoek blijkt dat zo’n 75% van de meerbegaafde leerlingen een redelijk stabiele persoonlijkheid heeft. Deze leerlingen hebben vooral behoefte aan extra uitdaging om te kunnen excelleren. De reguliere lessen bieden voor deze leerlingen te veel herhaling en te weinig differentiatie en uitdaging als gevolg van hun hoge intelligentie, motivatie en creativiteit. Een gebrek aan uitdaging kan bij deze leerlingen leiden tot een lagere motivatie, onderpresteren en uiteindelijk tot afstroom. Wij zien in elke meerbegaafde een potentiële onderpresteerder.
Ongeveer 25% van de meerbegaafde leerlingen heeft in potentie wel de intellectuele mogelijkheden om goed te presteren, maar mist andere essentiële basisvoorwaarden en -vaardigheden. Deze leerlingen profileren zich doorgaans niet en hebben sterkere behoefte aan begeleiding bij de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Bij hen zien we vaak sterke zelfkritiek, een negatief zelfbeeld en weinig doorzettingsvermogen als gevolg van het gebrek aan een begrijpende en ondersteunende sociale omgeving (school, leeftijdgenoten en gezin) of een asynchrone ontwikkeling. Asynchroniteit is het verschijnsel dat de intellectuele en de emotionele leeftijd niet gelijk opgaan met de kalenderleeftijd. Deze leerlingen zijn niet in de eerste plaats gebaat bij extra uitdaging, maar bij een veilige omgeving waarin zij worden ondersteund bij de persoonlijkheidsontwikkeling en het ontwikkelen van zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen.
In het algemeen bestaat het gevaar dat meerbegaafde leerlingen hun intellectuele intelligentie (IQ) voorrang geven boven hun emotionele intelligentie (EQ). Het EQ wordt gebruikt om na te denken over de wereld van gevoelens van onszelf en van anderen en om deze gevoelens onder controle te houden. Personen met een sterk (of hoog) EQ worden zich bewust van de gevoelens van zichzelf en anderen en zijn vaardig in het omgaan met hun eigen gevoelens en met relaties. Zelfbeheersing, geestdrift, doorzettingsvermogen en het vermogen om jezelf te motiveren zijn vaardigheden die thuishoren bij EQ. Bij het ontwikkelen van deze vaardigheden begeleiden we de leerlingen, om er zo voor te zorgen dat ze een betere kans maken om gebruik te maken van hun IQ.
De groep meerbegaafden is niet homogeen. Betts en Neihart hanteren op basis van uitgebreid onderzoek een indeling in zes categorieën. Wij bieden niet alleen uitdaging aan de leerlingen met de grootste succeskans, maar hebben nadrukkelijk oog voor de leerlingen die anders door onderpresteren zouden afstromen of zich door gedragsproblemen ontwikkelen tot een drop-out.